Tekst : Wim Nijenhuis
Foto’s : Collectie Wim Nijenhuis
Liever de vertrouwde magazine-opmaak? Klik hier.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog voerden vele vliegtuigen zogenaamde nose art. Deze beschilderingen werden normaliter in het oorlogsgebied aangebracht en hadden voor de bemanningen speciale betekenis. Soms werd een dergelijke beschildering al eerder aangebracht en zelfs voor vertrek naar het oorlogsgebied. Een voorbeeld daarvan van was ‘Sunday Punch’. De naam op dit vliegtuig vertegenwoordigde de speciale boodschap dat het was gedoneerd doorfabrieksarbeiders. Op de pantserplaat aan de linkerzijde onder de cockpit was de naam ‘Sunday Punch’ geschilderd.
Op 18 maart 1945 werd het vliegtuig op McGhee Tyson Airport bij Knoxville in de Verenigde Staten tijdens een officiële bijeenkomst gedoopt met een champagnefles. Daarbij werd onder de naam de tekst geschilderd: “Purchased by cash donations of workers of West Oak Ridge, Tenn.’ De werknemers in de uiterst geheime K-25-gasdiffusiefabriek in Oak Ridge, Tennessee, doneerden hun zondagse overwerkloon om de bommenwerper te kopen voor de oorlogsinspanning. De kosten van de B-25 bedroegen $ 250.000. De werknemers dachten dat ze dat bedrag wel konden verkrijgen met slechts twee zondagse looncheques, aangezien de meesten $1,50 tot $3,50 per uur verdienden.
De K-25-fabriek, gelegen aan de zuidwestelijke kant van het Oak Ridge-reservaat, gebruikte de gasdiffusiemethode om uranium-235 van uranium-238 te scheiden. Gasdiffusie was een van de drie isotopenscheidingsprocessen die uranium-235 leverden voor de Hiroshima-bom. De andere twee waren elektromagnetische scheiding en vloeibare thermische diffusie. Gebaseerd op het bekende principe dat moleculen van een lichtere isotoop gemakkelijker door een poreuze wand zouden gaan dan moleculen van een zwaardere, produceerde gasdiffusie door ontelbare herhalingen een gas dat steeds rijker werd aan uranium-235, terwijl het zwaardere uranium-238 werd gescheiden in een systeem van cascades. Hoewel er minieme hoeveelheden eindproduct, gemeten in grammen, geproduceerd konden worden, vereiste de gasdiffusie een enorme faciliteit om de honderden cascades te huisvesten en er werd enorme hoeveelheden elektrische energie verbruikt. De K-25-fabriek waarmee in oktober 1943 werd begonnen, werd begin 1945 voltooid voor een bedrag van $ 500 miljoen en had 12.000 werknemers in dienst. Het U-vormige gebouw was 800 meter bij 300 meter groot. De K-25-fabriek stopte de productie in 1987. Vanwege gevaren voor het milieu en de afnemende constructieve veiligheid werd de K-25-fabriek in 2013 gesloopt. De Oak Ridge K-25-arbeiders besloten de oorlogsinspanningen te helpen, zelfs buiten hun normale werk aan het Manhattan Project. Hiervan wisten ze eigenlijk heel weinig behalve dat ze de oorlog aan de overwinning moesten helpen en waarvoor ze goed werden betaald.
‘Sunday Punch’ was een B-25J met een ‘8-gun’ neus en werd operationeel ingezet in India bij de 12e Bomb Group, 82e Bomb Squadron. In de oorlog opereerde de 12e BG eerst in het Midden-Oosten en vanaf begin 1944 in India. De 12e BG beschikte over vier B-25 squadrons. Het 81e Bomb Squadron, het 82e bijgenaamd “The Bulldogs”, het 83e en het 434e squadron. Alle vier squadrons vlogen met de B-25.
In India werd de onder naam ‘Sunday Punch’ een pin-up geschilderd en de neus werd voorzien van een dreigend openstaande bek. De eerste piloot op “Sunday Punch’ was 1e Lt. Thomas Evans uit Knoxville, Tennessee en had tegen het einde van de oorlog 14 van zijn 28 gevechtsmissies met haar gevlogen. Eén daarvan was de aanval van 27 mei 1945 op Takli Airfield in Thailand. Bij slechte weersomstandigheden maakten ze in totaal een vlucht met daaropvolgende aanvallen van 2.580 km. Na het einde van de oorlog zou het toestel zijn overgedragen aan de luchtmacht van Nationalistisch China. Daarnaast spreken bronnen ervan dat het toestel is gesloopt op 31 maart 1946.
Eerdere afleveringen uit de serie Mitchell Weetjes verschenen in de papieren versie van het blad Kontakt!